Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Er zijn 22 woorden bevattend met IKEERgesyndikeerd gesyndikeerden panikeer panikeerde panikeerden panikeert pikeer pikeerde pikeerden pikeersel pikeersels pikeerseltje pikeerseltjes pikeert pratikeer pratikeerde pratikeerden pratikeert pronostikeer pronostikeerde pronostikeerden pronostikeert 38 definities gevonden- gesyndikeerd — bijv. (België) lid van een vakbond zijnde.
- gesyndikeerden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord gesyndikeerde.
- panikeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren. — w. Gebiedende wijs van panikeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren.
- panikeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van panikeren.
- panikeerden — w. Meervoud verleden tijd van panikeren.
- panikeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van panikeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van panikeren.
- pikeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pikeren. — w. Gebiedende wijs van pikeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pikeren.
- pikeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van pikeren.
- pikeerden — w. Meervoud verleden tijd van pikeren.
- pikeersel — n. Uitgesneden en opgeplakte afdruk van een cliché, die op een…
- pikeersels — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord pikeersel.
- pikeerseltje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord pikeersel.
- pikeerseltjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord pikeersel.
- pikeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pikeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pikeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van pikeren.
- pratikeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren. — w. Gebiedende wijs van pratikeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren.
- pratikeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van pratikeren.
- pratikeerden — w. Meervoud verleden tijd van pratikeren.
- pratikeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van pratikeren.
- pronostikeer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren. — w. Gebiedende wijs van pronostikeren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren.
- pronostikeerde — w. Enkelvoud verleden tijd van pronostikeren.
- pronostikeerden — w. Meervoud verleden tijd van pronostikeren.
- pronostikeert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pronostikeren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van pronostikeren.
|