Lijst met woorden van 8 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 21
Er zijn 19 woorden van acht letters bevattend met KRIJGaankrijg afkrijgt bijkrijg herkrijg inkrijgt krijg␣aan krijg␣bij krijgend krijgers krijgjes krijg␣los krijg␣mee krijgt␣af krijgt␣in krijg␣uit loskrijg meekrijg uitkrijg verkrijg 39 definities gevonden- aankrijg — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankrijgen.
- afkrijgt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrijgen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrijgen.
- bijkrijg — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijkrijgen.
- herkrijg — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herkrijgen. — w. Gebiedende wijs van herkrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herkrijgen.
- inkrijgt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkrijgen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkrijgen.
- krijg␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankrijgen. — w. Gebiedende wijs van aankrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankrijgen.
- krijg␣bij — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijkrijgen. — w. Gebiedende wijs van bijkrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijkrijgen.
- krijgend — w. Onvoltooid deelwoord van krijgen.
- krijgers — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord krijger.
- krijgjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord krijg.
- krijg␣los — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskrijgen. — w. Gebiedende wijs van loskrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskrijgen.
- krijg␣mee — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meekrijgen. — w. Gebiedende wijs van meekrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meekrijgen.
- krijgt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrijgen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkrijgen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkrijgen.
- krijgt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkrijgen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkrijgen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van inkrijgen.
- krijg␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkrijgen. — w. Gebiedende wijs van uitkrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkrijgen.
- loskrijg — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskrijgen.
- meekrijg — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meekrijgen.
- uitkrijg — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkrijgen.
- verkrijg — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkrijgen. — w. Gebiedende wijs van verkrijgen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkrijgen.
|