Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13
Er zijn 19 woorden bevattend met KTVOObakt␣voor —— drukt␣voor kookt␣voor trekt␣voor werkt␣voor —— maakt␣voort sjokt␣voort steekt␣voor trekt␣voort —— bewerkt␣voor spraakt␣voor spreekt␣voor —— beschikt␣voor blikt␣vooruit denkt␣vooruit kijkt␣vooruit trekt␣voorbij —— steekt␣voorbij steekt␣vooruit 55 definities gevonden- bakt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbakken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbakken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbakken.
- drukt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voordrukken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voordrukken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voordrukken.
- kookt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorkoken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorkoken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorkoken.
- trekt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortrekken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortrekken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortrekken.
- werkt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorwerken.
- maakt␣voort — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortmaken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortmaken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortmaken.
- sjokt␣voort — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortsjokken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortsjokken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortsjokken.
- steekt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorsteken.
- trekt␣voort — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorttrekken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorttrekken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorttrekken.
- bewerkt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbewerken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbewerken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbewerken.
- spraakt␣voor — w. Gij-vorm verleden tijd van voorspreken.
- spreekt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorspreken.
- beschikt␣voor — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbeschikken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbeschikken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbeschikken.
- blikt␣vooruit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitblikken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitblikken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vooruitblikken.
- denkt␣vooruit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitdenken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitdenken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vooruitdenken.
- kijkt␣vooruit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitkijken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vooruitkijken.
- trekt␣voorbij — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijtrekken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijtrekken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbijtrekken.
- steekt␣voorbij — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijsteken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijsteken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorbijsteken.
- steekt␣vooruit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitsteken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitsteken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vooruitsteken.
|