Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 8 9
Er zijn 16 woorden bevattend met KLEEDTaankleedt afkleedt bekleedt inkleedt kleedt kleedt␣aan kleedt␣af kleedt␣in kleedt␣om kleedt␣op kleedt␣uit omkleedt ontkleedt opkleedt uitkleedt verkleedt 43 definities gevonden- aankleedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleden.
- afkleedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkleden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkleden.
- bekleedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bekleden.
- inkleedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden.
- kleedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van kleden.
- kleedt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aankleden.
- kleedt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkleden.
- kleedt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van inkleden.
- kleedt␣om — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van omkleden.
- kleedt␣op — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van opkleden.
- kleedt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkleden.
- omkleedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van omkleden.
- ontkleedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontkleden.
- opkleedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkleden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkleden.
- uitkleedt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden.
- verkleedt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleden. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleden. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van verkleden.
|