|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 17 18 19 21
Er zijn 18 woorden bevattend met LLIJKbillijk —— adellijk billijkt —— billijken billijkte onbillijk —— billijkend billijkten —— billijkende billijkheid —— billijkheden onmiddellijk —— billijkerwijs —— billijkheidshalve —— van␣adellijken␣huize —— onmiddellijke␣inning van␣adellijken␣bloede —— onmiddellijke␣inningen 25 definities gevonden- billijk — bijv. Redelijk, rechtvaardig, eerlijk, een niet te hoge of te lage prijs. — bijw. Redelijk, rechtvaardig, eerlijk, een niet te hoge of te lage prijs. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken.
- adellijk — bijv. (Adel) van of behorende tot de adel. — bijv. (Kookkunst) (van vlees) op het punt om tot bederf over te gaan.
- billijkt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billijken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van billijken.
- billijken — w. Overgankelijk goedkeuren of toestaan.
- billijkte — w. Enkelvoud verleden tijd van billijken.
- onbillijk — bijv. Onredelijk, onrechtmatig, onrechtvaardig, onterecht.
- billijkend — w. Onvoltooid deelwoord van billijken.
- billijkten — w. Meervoud verleden tijd van billijken.
- billijkende — w. Verbogen vorm van billijkend, het onvoltooid deelwoord van billijken.
- billijkheid — n. Het billijk zijn, de redelijkheid.
- billijkheden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord billijkheid.
- onmiddellijk — bijv. Zonder uitstel. — bijv. Zonder omwegen. — bijw. Zonder uitstel.
- billijkerwijs — bijw. Binnen de grenzen van de billijkheid.
- billijkheidshalve — bijw. Vanwege de billijkheid, uit billijkheid.
- van␣adellijken␣huize — fr. Tot de adelstand behorend.
- onmiddellijke␣inning — fr. Het direct moeten betalen van een boete.
- van␣adellijken␣bloede — fr. Tot de adelstand behorend.
- onmiddellijke␣inningen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord onmiddellijke inning.
| |