Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 14 16 17
Er zijn 19 woorden bevattend met LOOPVloop␣vol —— loop␣vast loopvlak loop␣voor loop␣vrij loopvuur —— loopvogel loopvuren —— loopvlakje loopvogels loop␣voorop —— loopvlakjes loopvlakken loop␣voorbij loop␣vooruit —— aanloopverlies —— aanloopverliesje aanloopverliezen —— aanloopverliesjes 34 definities gevonden- loop␣vol — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollopen. — w. Gebiedende wijs van vollopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vollopen.
- loop␣vast — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastlopen. — w. Gebiedende wijs van vastlopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastlopen.
- loopvlak — n. (Techniek) het gedeelte van een voet, wiel, slee etc. dat met…
- loop␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlopen. — w. Gebiedende wijs van voorlopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlopen.
- loop␣vrij — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijlopen. — w. Gebiedende wijs van vrijlopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijlopen.
- loopvuur — n. Een vuur dat zich horizontaal over een oppervlakte voortplant. — n. Het afschieten van geweren door opeenvolgende infanteristen…
- loopvogel — n. (Vogels) vogel met krachtige poten om te lopen maar vleugels…
- loopvuren — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord loopvuur.
- loopvlakje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord loopvlak.
- loopvogels — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord loopvogel.
- loop␣voorop — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooroplopen. — w. Gebiedende wijs van vooroplopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooroplopen.
- loopvlakjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord loopvlak.
- loopvlakken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord loopvlak.
- loop␣voorbij — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijlopen. — w. Gebiedende wijs van voorbijlopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijlopen.
- loop␣vooruit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitlopen. — w. Gebiedende wijs van vooruitlopen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitlopen.
- aanloopverlies — n. Verliezen die men lijdt bij het opstarten van een activiteit.
- aanloopverliesje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aanloopverlies.
- aanloopverliezen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aanloopverlies.
- aanloopverliesjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aanloopverlies.
|