Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Er zijn 24 woorden bevattend met NHECHaaneenhecht aaneenhechten aaneenhechtend aaneenhechtende aaneenhechting aaneenhechtingen aaneenhechtinkje aaneenhechtinkjes aaneenhechtte aaneenhechtten aanhecht aanhechten aanhechtend aanhechtende aanhechting aanhechtingen aanhechtingspunt aanhechtingspunten aanhechtingspuntje aanhechtingspuntjes aanhechtinkje aanhechtinkjes aanhechtte aanhechtten 31 definities gevonden- aaneenhecht — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenhechten.
- aaneenhechten — w. Overgankelijk aan elkaar vast hechten.
- aaneenhechtend — w. Onvoltooid deelwoord van aaneenhechten.
- aaneenhechtende — w. Verbogen vorm van aaneenhechtend, het onvoltooid deelwoord van aaneenhechten.
- aaneenhechting — n. Het aan elkaar vasthechten. — n. Het aan elkaar vastgehecht zijn.
- aaneenhechtingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtinkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtinkjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aaneenhechting.
- aaneenhechtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenhechten.
- aaneenhechtten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aaneenhechten.
- aanhecht — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhechten. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhechten. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhechten.
- aanhechten — w. Overgankelijk vastmaken. — w. Overgankelijk een nieuwe of gebroken draad vasthechten.
- aanhechtend — w. Onvoltooid deelwoord van aanhechten.
- aanhechtende — w. Verbogen vorm van aanhechtend, het onvoltooid deelwoord van aanhechten.
- aanhechting — n. Het aanhechten. — n. Plaats waar aangehecht is.
- aanhechtingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aanhechting.
- aanhechtingspunt — n. Punt waar iets aan iets anders vast zit (ook (figuurlijk)).
- aanhechtingspunten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aanhechtingspunt.
- aanhechtingspuntje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aanhechtingspunt.
- aanhechtingspuntjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aanhechtingspunt.
- aanhechtinkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord aanhechting.
- aanhechtinkjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord aanhechting.
- aanhechtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanhechten.
- aanhechtten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aanhechten.
Zie deze lijst voor:- Engels WikiWoordenboek: geen woord
- Frans WikiWoordenboek: geen woord
- Spaans WikiWoordenboek: 60 woorden
- Italiaans WikiWoordenboek: geen woord
- Duits WikiWoordenboek: geen woord
- Portugees WikiWoordenboek: geen woord
|