|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13
Er zijn 20 woorden bevattend met OUWDObouwdok bouwdokken bouw␣door bouwdoos bouwdoosje bouwdoosjes bouwdozen inbouwdoos inbouwdoosje inbouwdoosjes inbouwdozen rouwdouw rouwdouwde rouwdouwden rouwdouwen rouwdouwend rouwdouwer rouwdouwers rouwdouws rouwdouwt 29 definities gevonden- bouwdok — n. Voor buitenwater afsluitbare bouwplaats waar men als het te…
- bouwdokken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bouwdok.
- bouw␣door — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbouwen. — w. Gebiedende wijs van doorbouwen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorbouwen.
- bouwdoos — n. (Speelgoed) verpakking met onderdelen waarmee gebouwen en andere… — n. Verpakking met onderdelen om zelf een bepaald apparaat te bouwen. — n. (Scheldwoord) voor transseksueel, iemand de een geslachtsoperatie…
- bouwdoosje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bouwdoos.
- bouwdoosjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord bouwdoos.
- bouwdozen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bouwdoos.
- inbouwdoos — n. (Elektrotechniek) installatiedoos die in de muur verzonken…
- inbouwdoosje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord inbouwdoos.
- inbouwdoosjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord inbouwdoos.
- inbouwdozen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord inbouwdoos.
- rouwdouw — n. (Informeel) ruwe kerel, lomperik. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen. — w. Gebiedende wijs van rouwdouwen.
- rouwdouwde — w. Enkelvoud verleden tijd van rouwdouwen.
- rouwdouwden — w. Meervoud verleden tijd van rouwdouwen.
- rouwdouwen — w. Onovergankelijk op lompe wijze te werk gaan. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord rouwdouw.
- rouwdouwend — w. Onvoltooid deelwoord van rouwdouwen.
- rouwdouwer — n. Ruwe, stoere, onbeschaafde man.
- rouwdouwers — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord rouwdouwer.
- rouwdouws — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord rouwdouw.
- rouwdouwt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van rouwdouwen.
| |