|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een vierde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Er zijn 24 woorden bevattend met PUFgepuf puf puffen puffend puffende puffen␣uit pufferig pufheet pufje pufjes puft pufte puften puften␣uit pufte␣uit puft␣uit puf␣uit uitpuf uitpuffen uitpuffend uitpuffende uitpuft uitpufte uitpuften 36 definities gevonden- gepuf — n. Het voortdurend luidruchtig, stotend uitademen als teken van…
- puf — n. Fut, energie, lust. — n. (Medisch) plotselinge uitstoot van lucht of gas (bij inhalatie… — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puffen.
- puffen — w. Inergatief bij herhaling een kleine hoeveelheid gas uitstoten. — w. Overgankelijk (verouderd) zich niks aantrekken van, trotseren. — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord puf.
- puffend — w. Onvoltooid deelwoord van puffen.
- puffende — w. Verbogen vorm van puffend, het onvoltooid deelwoord van puffen.
- puffen␣uit — w. Meervoud tegenwoordige tijd van uitpuffen.
- pufferig — bijv. Van warm weer dat het zo warm is dat je er benauwd van wordt.
- pufheet — bijv. Zo warm dat men ervan moet puffen.
- pufje — n. Een door inhalatie ingenomen medicament, meestal een bronchusverwijder. — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord puf.
- pufjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord puf.
- puft — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puffen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puffen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van puffen.
- pufte — w. Enkelvoud verleden tijd van puffen.
- puften — w. Meervoud verleden tijd van puffen.
- puften␣uit — w. Meervoud verleden tijd van uitpuffen.
- pufte␣uit — w. Enkelvoud verleden tijd van uitpuffen.
- puft␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitpuffen.
- puf␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. Gebiedende wijs van uitpuffen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen.
- uitpuf — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen.
- uitpuffen — w. Hijgend en zuchtend uitrusten na sporten of werken.
- uitpuffend — w. Onvoltooid deelwoord van uitpuffen.
- uitpuffende — w. Verbogen vorm van uitpuffend, het onvoltooid deelwoord van uitpuffen.
- uitpuft — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitpuffen.
- uitpufte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitpuffen.
- uitpuften — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitpuffen.
Zie deze lijst voor:
| |