Lijst met woorden van 8 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 13 woorden van acht letters bevattend met PREEKaanpreek afpreekt afspreek bespreek inspreek naspreek preek␣aan preekjes preekt␣af preekten spreek␣af spreek␣in spreek␣na 26 definities gevonden- aanpreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken.
- afpreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken.
- afspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken.
- bespreek — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken. — w. Gebiedende wijs van bespreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken.
- inspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken.
- naspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken.
- preek␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. Gebiedende wijs van aanpreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken.
- preekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord preek.
- preekt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpreken.
- preekten — w. Meervoud verleden tijd van preken.
- spreek␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. Gebiedende wijs van afspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken.
- spreek␣in — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. Gebiedende wijs van inspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken.
- spreek␣na — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. Gebiedende wijs van naspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken.
|