Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 15
Er zijn 25 woorden bevattend met PIJNIpijnig —— pijnigt —— afpijnig pijnig␣af pijnigde pijnigen pijniger —— afpijnigt pijnigden pijnigend pijnigers pijniging pijnigt␣af —— afpijnigde afpijnigen pijnigde␣af pijnigen␣af pijnigende —— afpijnigden afpijnigend pijnigden␣af pijnigingen —— afpijnigende —— zelfpijniging —— zelfpijnigingen 34 definities gevonden- pijnig — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijnigen. — w. Gebiedende wijs van pijnigen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijnigen.
- pijnigt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijnigen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijnigen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van pijnigen.
- afpijnig — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen.
- pijnig␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen. — w. Gebiedende wijs van afpijnigen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen.
- pijnigde — w. Enkelvoud verleden tijd van pijnigen.
- pijnigen — w. Overgankelijk het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand; martelen.
- pijniger — n. Iets of iemand die anderen pijn doet.
- afpijnigt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen.
- pijnigden — w. Meervoud verleden tijd van pijnigen.
- pijnigend — w. Onvoltooid deelwoord van pijnigen.
- pijnigers — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord pijniger.
- pijniging — n. De keer dat iemand veel pijn lijdt.
- pijnigt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpijnigen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afpijnigen.
- afpijnigde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afpijnigen.
- afpijnigen — w. Overgankelijk de geest zo hard gebruiken dat het heel vermoeiend is.
- pijnigde␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afpijnigen.
- pijnigen␣af — w. Meervoud tegenwoordige tijd van afpijnigen.
- pijnigende — w. Verbogen vorm van pijnigend, het onvoltooid deelwoord van pijnigen.
- afpijnigden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van afpijnigen.
- afpijnigend — w. Onvoltooid deelwoord van afpijnigen.
- pijnigden␣af — w. Meervoud verleden tijd van afpijnigen.
- pijnigingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord pijniging.
- afpijnigende — w. Verbogen vorm van afpijnigend, het onvoltooid deelwoord van afpijnigen.
- zelfpijniging — n. Het zichzelf martelen.
- zelfpijnigingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord zelfpijniging.
|