Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 19
Er zijn 25 woorden bevattend met PRAAKTachteropraakt achteropraakte achteropraakten bespraakt opraakt opraakte opraakten spraakt spraakt␣aan spraakt␣af spraakt␣door spraaktechnologie spraaktechnologieën spraakt␣in spraakt␣kwaad spraakt␣recht spraakt␣tegen spraakt␣toe spraakt␣uit spraakt␣voor spraakt␣vrij weerspraakt welbespraakt welbespraaktheden welbespraaktheid 28 definities gevonden- achteropraakt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd… — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteropraken.
- achteropraakte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van achteropraken.
- achteropraakten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van achteropraken.
- bespraakt — bijv. Aangenaam ter tale; vlug kunnen spreken. — w. Gij-vorm verleden tijd van bespreken.
- opraakt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opraken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opraken.
- opraakte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opraken.
- opraakten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van opraken.
- spraakt — w. Gij-vorm verleden tijd van spreken.
- spraakt␣aan — w. Gij-vorm verleden tijd van aanspreken.
- spraakt␣af — w. Gij-vorm verleden tijd van afspreken.
- spraakt␣door — w. Gij-vorm verleden tijd van doorspreken.
- spraaktechnologie — n. Toepassing van (tegenwoordig meestal digitale) technologische…
- spraaktechnologieën — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord spraaktechnologie.
- spraakt␣in — w. Gij-vorm verleden tijd van inspreken.
- spraakt␣kwaad — w. Gij-vorm verleden tijd van kwaadspreken.
- spraakt␣recht — w. Gij-vorm verleden tijd van rechtspreken.
- spraakt␣tegen — w. Gij-vorm verleden tijd van tegenspreken.
- spraakt␣toe — w. Gij-vorm verleden tijd van toespreken.
- spraakt␣uit — w. Gij-vorm verleden tijd van uitspreken.
- spraakt␣voor — w. Gij-vorm verleden tijd van voorspreken.
- spraakt␣vrij — w. Gij-vorm verleden tijd van vrijspreken.
- weerspraakt — w. Gij-vorm verleden tijd van weerspreken.
- welbespraakt — bijv. Met goede vermogens zich sprekend uit te drukken.
- welbespraaktheden — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord welbespraaktheid.
- welbespraaktheid — n. De kunst om iets goed te kunnen verwoorden.
|