Lijst met woorden van 9 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 17 18
Er zijn 24 woorden van negen letters bevattend met REEKTaanbreekt aanpreekt afpreekte afspreekt bepreekte bespreekt breekt␣aan breekt␣los breekt␣uit breekt␣weg inspreekt losbreekt naspreekt ontbreekt preekt␣aan preekte␣af preektoon spreekt␣af spreekt␣in spreekt␣na spreek␣toe uitbreekt verbreekt wegbreekt 56 definities gevonden- aanbreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken.
- aanpreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken.
- afpreekte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afpreken.
- afspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken.
- bepreekte — w. Enkelvoud verleden tijd van bepreken.
- bespreekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bespreken.
- breekt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbreken.
- breekt␣los — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van losbreken.
- breekt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitbreken.
- breekt␣weg — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegbreken.
- inspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken.
- losbreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losbreken.
- naspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken.
- ontbreekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontbreken.
- preekt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanpreken.
- preekte␣af — w. Enkelvoud verleden tijd van afpreken.
- preektoon — n. Gemaakte, zalvende toon.
- spreekt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afspreken.
- spreekt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van inspreken.
- spreekt␣na — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van naspreken.
- spreek␣toe — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken. — w. Gebiedende wijs van toespreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken.
- uitbreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbreken.
- verbreekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van verbreken.
- wegbreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegbreken.
|