Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11
Er zijn 21 woorden bevattend met RCEERarceer arceerde arceerden arceert exerceer exerceerde exerceerden exerceert farceer farceerde farceerden farceert forceer forceerde forceerden forceert geforceerd tiërceer tiërceerde tiërceerden tiërceert 43 definities gevonden- arceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren. — w. Gebiedende wijs van arceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren.
- arceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van arceren.
- arceerden — w. Meervoud verleden tijd van arceren.
- arceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van arceren.
- exerceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exerceren. — w. Gebiedende wijs van exerceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exerceren.
- exerceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van exerceren.
- exerceerden — w. Meervoud verleden tijd van exerceren.
- exerceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exerceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exerceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van exerceren.
- farceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van farceren. — w. Gebiedende wijs van farceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van farceren.
- farceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van farceren.
- farceerden — w. Meervoud verleden tijd van farceren.
- farceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van farceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van farceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van farceren.
- forceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forceren. — w. Gebiedende wijs van forceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forceren.
- forceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van forceren.
- forceerden — w. Meervoud verleden tijd van forceren.
- forceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van forceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van forceren.
- geforceerd — bijv. Met (te veel) kracht. — bijv. Gemaakt, niet echt. — bijv. Van metalen voorwerpen dat ze door forceren tot stand gekomen zijn.
- tiërceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiërceren. — w. Gebiedende wijs van tiërceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiërceren.
- tiërceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van tiërceren.
- tiërceerden — w. Meervoud verleden tijd van tiërceren.
- tiërceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiërceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiërceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van tiërceren.
|