|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 16
Er zijn 22 woorden bevattend met RECHTTaanrechtte aanrechtten berechtte berechtten bevoorrechtte bevoorrechtten kantrechtte kantrechtten rechtte rechtte␣aan rechtten rechtten␣aan rechttoe rechttoe␣rechtaan recht-toe-recht-aan rechttrek rechttrekken rechttrekkend rechttrekkende rechttrekt rechttrok rechttrokken 26 definities gevonden- aanrechtte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanrechten.
- aanrechtten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van aanrechten.
- berechtte — w. Enkelvoud verleden tijd van berechten.
- berechtten — w. Meervoud verleden tijd van berechten.
- bevoorrechtte — w. Enkelvoud verleden tijd van bevoorrechten.
- bevoorrechtten — w. Meervoud verleden tijd van bevoorrechten.
- kantrechtte — w. Enkelvoud verleden tijd van kantrechten.
- kantrechtten — w. Meervoud verleden tijd van kantrechten.
- rechtte — w. Enkelvoud verleden tijd van rechten.
- rechtte␣aan — w. Enkelvoud verleden tijd van aanrechten.
- rechtten — w. Meervoud verleden tijd van rechten.
- rechtten␣aan — w. Meervoud verleden tijd van aanrechten.
- rechttoe — bijw. Recht vooruit, gewoonweg.
- rechttoe␣rechtaan — fr. Zonder omwegen, recht op het doel af. — fr. Zonder poespas, franje; zich niet bezig houdend met onbelangrijke dingen.
- recht-toe-recht-aan — bijw. Zonder eromheen te draaien.
- rechttrek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechttrekken.
- rechttrekken — w. Door trekken weer recht of glad maken. — w. Iets recht maken wat krom was. — w. Corrigeren wat verkeerd gegaan is.
- rechttrekkend — w. Onvoltooid deelwoord van rechttrekken.
- rechttrekkende — w. Verbogen vorm van rechttrekkend, het onvoltooid deelwoord van rechttrekken.
- rechttrekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechttrekken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechttrekken.
- rechttrok — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van rechttrekken.
- rechttrokken — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van rechttrekken.
| |