Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 15 17 18
Er zijn 25 woorden bevattend met RSTEEKankersteek doorsteek doorsteekje doorsteekjes doorsteekt giersteekje giersteekjes neersteek neersteekt ondersteek ondersteekje ondersteekjes ondersteekt oversteek oversteekje oversteekjes oversteekplaats oversteekplaatsen oversteekplaatsje oversteekplaatsjes oversteekt versteek versteekt voorsteek voorsteekt 41 definities gevonden- ankersteek — n. (Scheepvaart) is een knoop waarmee een lijn aan een oog bevestigd kan worden.
- doorsteek — n. Plaats waar een dijk doorgestoken is. — n. Kortste weg bij weg of rivier. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsteken.
- doorsteekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord doorsteek.
- doorsteekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord doorsteek.
- doorsteekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsteken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorsteken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorsteken.
- giersteekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord giersteek.
- giersteekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord giersteek.
- neersteek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neersteken.
- neersteekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neersteken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van neersteken.
- ondersteek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondersteken. — n. Een brede po voor patiënten die op bed liggen.
- ondersteekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ondersteek.
- ondersteekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord ondersteek.
- ondersteekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondersteken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondersteken.
- oversteek — n. (Verkeer) het oversteken van de ene plaats naar de andere. — n. (Bouwkunde) overhangend deel van een bouwwerk. — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversteken.
- oversteekje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord oversteek.
- oversteekjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord oversteek.
- oversteekplaats — n. Plaats waar voetgangers veilig een weg kunnen overgaan en waar… — n. Plaats waar anderen dan voetgangers veilig een weg kunnen overgaan.
- oversteekplaatsen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord oversteekplaats.
- oversteekplaatsje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord oversteekplaats.
- oversteekplaatsjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord oversteekplaats.
- oversteekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversteken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oversteken.
- versteek — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versteken. — w. Gebiedende wijs van versteken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versteken.
- versteekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versteken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van versteken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van versteken.
- voorsteek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken.
- voorsteekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorsteken.
|