Woordenlijsten Zoek woorden

Lijst met woorden van 10 letters bevattend met

Snelle modus

Klik om een zevende letter toe te voegen

Klik om de laatste letter te verwijderen

Klik om de woordgrootte te wijzigen
Allemaal alfabetischAllemaal op maat6789101112131415161718192021


Er zijn 25 woorden van tien letters bevattend met SPREEK

aanspreektbespreek␣nabuikspreekdoorspreekmisspreektnabespreekspreekbuisspreek␣doorspreekkoorspreektaalspreekt␣aanspreektijdspreekt␣misspreekt␣toespreekt␣uitspreekurenspreek␣voorspreek␣vrijspreekwolktoespreektuitspreektverspreektvoorspreekvrijspreekweerspreek

52 definities gevonden

  • aanspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken.
  • bespreek␣na — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabespreken. — w. Gebiedende wijs van nabespreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabespreken.
  • buikspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van buikspreken.
  • doorspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorspreken.
  • misspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken.
  • nabespreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabespreken.
  • spreekbuis — n. (Verouderd) buis waardoor men, zonder elektronische hulpmiddelen… — n. (Communicatie) medium waardoor iemand zijn boodschap de wereld in kan sturen.
  • spreek␣door — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorspreken. — w. Gebiedende wijs van doorspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorspreken.
  • spreekkoor — n. Een groep mensen die gezamenlijk leuzen schreeuwt. — n. De leus die door een groep mensen gezamenlijk wordt uitgeschreeuwd.
  • spreektaal — n. De taal die men bij het gewone spreken gebruikt.
  • spreekt␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanspreken.
  • spreektijd — n. De tijd die je in een vergadering mag spreken. — n. De tijd die je kunt telefoneren met je telefoon voordat de batterij leeg is.
  • spreekt␣mis — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van misspreken.
  • spreekt␣toe — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van toespreken.
  • spreekt␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspreken.
  • spreekuren — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord spreekuur.
  • spreek␣voor — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken. — w. Gebiedende wijs van voorspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken.
  • spreek␣vrij — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijspreken. — w. Gebiedende wijs van vrijspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijspreken.
  • spreekwolk — n. Tekst in binnen een rand met een punt die wijst naar de spreker…
  • toespreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken.
  • uitspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
  • verspreekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van verspreken.
  • voorspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken.
  • vrijspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vrijspreken.
  • weerspreek — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerspreken. — w. Gebiedende wijs van weerspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerspreken.
Vorige lijstVolgende lijst
Willekeurig woordTerug naar boven


Ortograf Inc.Deze site maakt gebruik van computercookies, klik om meer te weten. Ons privacybeleid.
© Ortograf Inc. Website bijgewerkt op 23 juni 2023 (v-2.0.1z). Informatie & Contacten.