|
Lijst met woorden van 11 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 25 woorden van elf letters bevattend met SPREKEaansprekend aansprekers afsprekende besprekende bespreken␣na buikspreken buikspreker doorspreken gastspreker insprekende luidspreker missprekend nabespreken nasprekende spreken␣door spreken␣voor spreken␣vrij sprekertjes toesprekend uitsprekend versprekend voorspreken vrijspreken weerspreken welsprekend 28 definities gevonden- aansprekend — w. Onvoltooid deelwoord van aanspreken.
- aansprekers — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord aanspreker.
- afsprekende — w. Verbogen vorm van afsprekend, het onvoltooid deelwoord van afspreken.
- besprekende — w. Verbogen vorm van besprekend, het onvoltooid deelwoord van bespreken.
- bespreken␣na — w. Meervoud tegenwoordige tijd van nabespreken.
- buikspreken — w. Inergatief (kunst) een vorm van poppenspel waarbij de speler…
- buikspreker — n. (Beroep) iemand die kan buikspreken.
- doorspreken — w. Inergatief doorgaan met spreken. — w. Overgankelijk grondig bespreken.
- gastspreker — n. Iemand een lezing geeft en geen lid is van het gezelschap waarvoor…
- insprekende — w. Verbogen vorm van insprekend, het onvoltooid deelwoord van inspreken.
- luidspreker — n. (Elektrotechniek) toestel waarin elektrische energie in akoestische…
- missprekend — w. Onvoltooid deelwoord van misspreken.
- nabespreken — w. Overgankelijk na afloop bespreken, evalueren (het achteraf…
- nasprekende — w. Verbogen vorm van nasprekend, het onvoltooid deelwoord van naspreken.
- spreken␣door — w. Meervoud tegenwoordige tijd van doorspreken.
- spreken␣voor — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voorspreken.
- spreken␣vrij — w. Meervoud tegenwoordige tijd van vrijspreken.
- sprekertjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spreker.
- toesprekend — w. Onvoltooid deelwoord van toespreken.
- uitsprekend — w. Onvoltooid deelwoord van uitspreken.
- versprekend — w. Onvoltooid deelwoord van verspreken.
- voorspreken — w. Onovergankelijk een goed woordje doen voor iemand.
- vrijspreken — w. Overgankelijk onschuldig verklaren.
- weerspreken — w. Tegenspreken (indien het om een persoon gaat). — w. In tegenspraak zijn met, onverenigbaar zijn met (abstract begrip).
- welsprekend — bijv. Goed, overtuigend en meeslepend (in het openbaar) kunnen spreken. — bijv. (Figuurlijk) het fraai, overtuigend en meeslepend kunnen…
| |