Lijst met woorden van 9 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 19 woorden van negen letters bevattend met SPREEKaanspreek afspreekt bespreekt inspreekt misspreek naspreekt spreek␣aan spreekcel spreekles spreek␣mis spreekt␣af spreekt␣in spreekt␣na spreek␣toe spreek␣uit spreekuur toespreek uitspreek verspreek 41 definities gevonden- aanspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken.
- afspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken.
- bespreekt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bespreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bespreken.
- inspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken.
- misspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken.
- naspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken.
- spreek␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken. — w. Gebiedende wijs van aanspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspreken.
- spreekcel — n. Kleine afgesloten, geluiddichte ruimte waarin met ongestoord…
- spreekles — n. Een les waarin men leert spreken.
- spreek␣mis — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken. — w. Gebiedende wijs van misspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van misspreken.
- spreekt␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afspreken.
- spreekt␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van inspreken.
- spreekt␣na — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naspreken. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van naspreken.
- spreek␣toe — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken. — w. Gebiedende wijs van toespreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken.
- spreek␣uit — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. Gebiedende wijs van uitspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
- spreekuur — n. De tijd waarin een hulpverlener patiënten te woord staat. — n. Een inloopspreekuur is een spreekuur waarvoor geen afspraak…
- toespreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toespreken.
- uitspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
- verspreek — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken. — w. Gebiedende wijs van verspreken. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken.
|