Lijst met woorden van 8 letters bevattend met Snelle modus Klik om een vijfde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 21
Er zijn 23 woorden van acht letters bevattend met TRIPairstrip bustrips citytrip dagtrips egotrips egotript minitrip roadtrip stripact striping stripjes strippen stripper stripten tripangs tripleer triplets trippelt trippend tripping triptiek triptrap tripzool 36 definities gevonden- airstrip — n. Klein, eenvoudig vliegveld vaak zonder een verharde landingsbaan.
- bustrips — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord bustrip.
- citytrip — n. Een toeristische reis naar een stad. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van citytrippen. — w. Gebiedende wijs van citytrippen.
- dagtrips — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord dagtrip.
- egotrips — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord egotrip.
- egotript — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van egotrippen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van egotrippen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van egotrippen.
- minitrip — n. Korte vakantiereis.
- roadtrip — n. Een reis met een auto of motorfiets waarbij het rijden zelf…
- stripact — n. Optreden waarbij de artiest zijn of haar kleren op een sensuele…
- striping — n. Opvallend herkenbaar patroon met strepen.
- stripjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord strip.
- strippen — w. Inergatief het zich ontdoen van alle kleding die het lichaam bedekt. — w. Overgankelijk ontdoen van het overtollige door het af te trekken. — w. In de dierindustrie dieren (zoals vissen) levend zonder verdoving…
- stripper — n. (Beroep) iemand die een prikkelende vertoning uitvoert waarbij… — n. (Gereedschap) instrument om iets af te strippen bijv. een verfstripper. — n. Persoon die stript zonder zijn kleren uit te doen (dat zijn…
- stripten — w. Meervoud verleden tijd van strippen.
- tripangs — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord tripang.
- tripleer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tripleren. — w. Gebiedende wijs van tripleren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tripleren.
- triplets — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord triplet.
- trippelt — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippelen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippelen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van trippelen.
- trippend — w. Onvoltooid deelwoord van trippen.
- tripping — n. (Spel) overtreding bij ijshockey: het laten struikelen van de tegenstander.
- triptiek — n. Drieluik. — n. (Juridisch) uit drie delen bestaand document.
- triptrap — n. Geluid gemaakt door trippelen of zachtjes lopen.
- tripzool — n. Verdubbeling van het vlakke deel van een schoenzool.
Zie deze lijst voor:
|