|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 9 10 11 12 13 14 15 17
Er zijn 24 woorden bevattend met TSPREgastspreker gastsprekers onuitspreekbaar onuitsprekelijk rechtspreek rechtspreekt rechtspreken rechtsprekend rechtsprekende staatspresident staatspresidenten uitspreek uitspreekbaar uitspreekt uitspreid uitspreidde uitspreidden uitspreiden uitspreidend uitspreidende uitspreidt uitspreken uitsprekend uitsprekende 32 definities gevonden- gastspreker — n. Iemand een lezing geeft en geen lid is van het gezelschap waarvoor…
- gastsprekers — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord gastspreker.
- onuitspreekbaar — bijv. Dat iets niet of nauwelijks uit te spreken is.
- onuitsprekelijk — bijv. Zo groot of sterk dat er geen woorden voor zijn; zeer, heel. — bijv. Dat de klanken zo moeilijk zijn dat je een woord of zin… — bijv. Dat wat je niet in woorden kunt uitdrukken omdat het een gevoelszaak is.
- rechtspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtspreken.
- rechtspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rechtspreken.
- rechtspreken — w. (Juridisch) onovergankelijk een gerechtelijke uitspraak doen.
- rechtsprekend — w. Onvoltooid deelwoord van rechtspreken.
- rechtsprekende — w. Verbogen vorm van rechtsprekend, het onvoltooid deelwoord van rechtspreken.
- staatspresident — n. De oudere naam voor de president van Zuid-Afrika.
- staatspresidenten — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord staatspresident.
- uitspreek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
- uitspreekbaar — bijv. Dat je een tekst kunt omzetten in geluid.
- uitspreekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken.
- uitspreid — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreiden.
- uitspreidde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitspreiden.
- uitspreidden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitspreiden.
- uitspreiden — w. Iets over een groter oppervlak leggen. — w. Door uitvouwen over een groter oppervlak leggen.
- uitspreidend — w. Onvoltooid deelwoord van uitspreiden.
- uitspreidende — w. Verbogen vorm van uitspreidend, het onvoltooid deelwoord van uitspreiden.
- uitspreidt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreiden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreiden.
- uitspreken — w. Overgankelijk het (geschreven) woord in klank omzetten. — w. Wederkerend zich ~: een beslissing mededelen. — w. Het geven van een mening.
- uitsprekend — w. Onvoltooid deelwoord van uitspreken.
- uitsprekende — w. Verbogen vorm van uitsprekend, het onvoltooid deelwoord van uitspreken.
Zie deze lijst voor:- Engels WikiWoordenboek: 12 woorden
- Frans WikiWoordenboek: 7 woorden
- Spaans WikiWoordenboek: geen woord
- Italiaans WikiWoordenboek: geen woord
- Duits WikiWoordenboek: 77 woorden
- Portugees WikiWoordenboek: geen woord
| |