Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14 15
Er zijn 16 woorden bevattend met TULEERnotuleer —— notuleert postuleer —— capituleer notuleerde postuleert —— capituleert notuleerden postuleerde —— capituleerde postuleerden recapituleer —— capituleerden recapituleert —— recapituleerde —— recapituleerden 32 definities gevonden- notuleer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notuleren. — w. Gebiedende wijs van notuleren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notuleren.
- notuleert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notuleren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notuleren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van notuleren.
- postuleer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren. — w. Gebiedende wijs van postuleren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren.
- capituleer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren. — w. Gebiedende wijs van capituleren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren.
- notuleerde — w. Enkelvoud verleden tijd van notuleren.
- postuleert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van postuleren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van postuleren.
- capituleert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van capituleren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van capituleren.
- notuleerden — w. Meervoud verleden tijd van notuleren.
- postuleerde — w. Enkelvoud verleden tijd van postuleren.
- capituleerde — w. Enkelvoud verleden tijd van capituleren.
- postuleerden — w. Meervoud verleden tijd van postuleren.
- recapituleer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren. — w. Gebiedende wijs van recapituleren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren.
- capituleerden — w. Meervoud verleden tijd van capituleren.
- recapituleert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recapituleren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van recapituleren.
- recapituleerde — w. Enkelvoud verleden tijd van recapituleren.
- recapituleerden — w. Meervoud verleden tijd van recapituleren.
|