|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een achtste letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13
Er zijn 15 woorden bevattend met THUISHOthuishonk thuishonken thuishoor thuishoorde thuishoorden thuishoort thuishoren thuishorend thuishorende thuishou thuishoud thuishouden thuishoudend thuishoudende thuishoudt 21 definities gevonden- thuishonk — n. (Sport) (honkbal) hoekpunt van het honkbalveld waar de slagman… — n. (Figuurlijk) vertrouwde plaats van waaruit een ruimere omgeving… — n. (Figuurlijk) vaste ontmoetingsplaats van een bepaalde groep.
- thuishonken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord thuishonk.
- thuishoor — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren.
- thuishoorde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van thuishoren.
- thuishoorden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van thuishoren.
- thuishoort — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishoren.
- thuishoren — w. Behoren, deel uitmaken van een groep. — w. Waar iets of iemand eigenlijk behoort maar nu niet is.
- thuishorend — w. Onvoltooid deelwoord van thuishoren.
- thuishorende — w. Verbogen vorm van thuishorend, het onvoltooid deelwoord van thuishoren.
- thuishou — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden.
- thuishoud — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden.
- thuishouden — w. Binnenshuis houden, niet naar buiten gaan. — w. Thuis houden en niet retourneren naar school of bedrijf.
- thuishoudend — w. Onvoltooid deelwoord van thuishouden.
- thuishoudende — w. Verbogen vorm van thuishoudend, het onvoltooid deelwoord van thuishouden.
- thuishoudt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuishouden.
| |