Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 8 9 10 11 12 13 14
Er zijn 22 woorden bevattend met UITSTUsluitstuk sluitstukje sluitstukjes sluitstukken uitstulp uitstulpen uitstulpend uitstulpende uitstulping uitstulpingen uitstulpinkje uitstulpinkjes uitstulpt uitstulpte uitstulpten uitsturen uitsturend uitsturende uitstuur uitstuurde uitstuurden uitstuurt 26 definities gevonden- sluitstuk — n. Stuk materiaal dat ter afsluiting wordt gebruikt. — n. Abstract stuk waarmee iets wordt afgesloten of sluitend gemaakt.
- sluitstukje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sluitstuk.
- sluitstukjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord sluitstuk.
- sluitstukken — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord sluitstuk.
- uitstulp — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstulpen.
- uitstulpen — w. Onovergankelijk op een zekere plaats op een oppervlak buiten…
- uitstulpend — w. Onvoltooid deelwoord van uitstulpen.
- uitstulpende — w. Verbogen vorm van uitstulpend, het onvoltooid deelwoord van uitstulpen.
- uitstulping — n. Plek die uitgestulpt is.
- uitstulpingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord uitstulping.
- uitstulpinkje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord uitstulping.
- uitstulpinkjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord uitstulping.
- uitstulpt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstulpen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstulpen.
- uitstulpte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitstulpen.
- uitstulpten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitstulpen.
- uitsturen — w. Ergens naartoe sturen. — w. Iemand ergens uit verwijderen.
- uitsturend — w. Onvoltooid deelwoord van uitsturen.
- uitsturende — w. Verbogen vorm van uitsturend, het onvoltooid deelwoord van uitsturen.
- uitstuur — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsturen.
- uitstuurde — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitsturen.
- uitstuurden — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitsturen.
- uitstuurt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsturen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsturen.
|