|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 7 8 9 10 11 12 13
Er zijn 23 woorden bevattend met UITZIEeruitzie eruitzien eruitziend eruitziende eruitziet kuitziek uitzie uitziek uitzieken uitziekend uitziekende uitziekt uitziekte uitziekten uitzien uitziend uitziende uitziet vooruitzie vooruitzien vooruitziend vooruitziende vooruitziet 34 definities gevonden- eruitzie — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eruitzien. — w. (In een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van eruitzien.
- eruitzien — w. Absoluut het aanschijn hebben.
- eruitziend — w. Onvoltooid deelwoord van eruitzien.
- eruitziende — w. Verbogen vorm van eruitziend, het onvoltooid deelwoord van eruitzien.
- eruitziet — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eruitzien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eruitzien.
- kuitziek — bijv. (Visserij) (van vrouwelijke vissen) in de periode dat de…
- uitzie — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzien. — w. (In een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van uitzien.
- uitziek — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken.
- uitzieken — w. (Medisch) onovergankelijk een ziekte geheel tot volledige genezing verwerken.
- uitziekend — w. Onvoltooid deelwoord van uitzieken.
- uitziekende — w. Verbogen vorm van uitziekend, het onvoltooid deelwoord van uitzieken.
- uitziekt — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzieken.
- uitziekte — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitzieken.
- uitziekten — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van uitzieken.
- uitzien — w. Een zekere aanblik hebben: zie eruitzien. — w. Inergatief ~ naar een verlangen koesteren.
- uitziend — w. Onvoltooid deelwoord van uitzien. — bijv. Een aanblik hebbend.
- uitziende — w. Verbogen vorm van uitziend, het onvoltooid deelwoord van uitzien.
- uitziet — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzien.
- vooruitzie — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitzien. — w. (In een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs…
- vooruitzien — n. Naar het toekomstige kijken. — w. Inergatief naar het toekomstige kijken.
- vooruitziend — w. Onvoltooid deelwoord van vooruitzien. — bijv. Rekening houdend met de toekomst.
- vooruitziende — w. Verbogen vorm van vooruitziend, het onvoltooid deelwoord van vooruitzien.
- vooruitziet — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitzien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitzien.
| |