Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een vijfde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 4 5 6 7 8 9 10
Er zijn 20 woorden bevattend met VIJSaanvijs aanvijst afvijs afvijst oogvijs oogvijsje oogvijsjes opvijs opvijst vijs vijs␣aan vijs␣af vijsde␣op vijsje vijsjes vijs␣op vijst vijst␣aan vijst␣af vijst␣op 39 definities gevonden- aanvijs — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen.
- aanvijst — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen.
- afvijs — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen.
- afvijst — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen.
- oogvijs — n. Ringetje met een schroef eraan.
- oogvijsje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord oogvijs.
- oogvijsjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord oogvijs.
- opvijs — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen.
- opvijst — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen.
- vijs — n. IJzeren staafje of kegeltje met schroefdraad dat gebruikt wordt… — bijv. Vies, vuil. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vijzen.
- vijs␣aan — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen. — w. Gebiedende wijs van aanvijzen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen.
- vijs␣af — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen. — w. Gebiedende wijs van afvijzen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen.
- vijsde␣op — w. Enkelvoud verleden tijd van opvijzen.
- vijsje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vijs.
- vijsjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord vijs.
- vijs␣op — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen. — w. Gebiedende wijs van opvijzen. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen.
- vijst — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vijzen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vijzen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vijzen.
- vijst␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanvijzen.
- vijst␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvijzen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afvijzen.
- vijst␣op — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opvijzen. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van opvijzen.
|