|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een vijfde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 7 8 9 10 11 12
Er zijn 22 woorden bevattend met VOCEevoceer —— evoceert evoceren —— convoceer evoceerde evocerend provoceer sotto␣voce —— convoceert convoceren evoceerden evocerende provoceert provoceren —— convoceerde convocerend provoceerde provocerend —— convoceerden convocerende provoceerden provocerende 37 definities gevonden- evoceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoceren. — w. Gebiedende wijs van evoceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoceren.
- evoceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evoceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van evoceren.
- evoceren — w. De fantasie prikkelen, beeld oproepend.
- convoceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren. — w. Gebiedende wijs van convoceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren.
- evoceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van evoceren.
- evocerend — w. Onvoltooid deelwoord van evoceren.
- provoceer — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren. — w. Gebiedende wijs van provoceren. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren.
- sotto␣voce — bijw. (Muziek) met een zachte, ingehouden stem.
- convoceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van convoceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van convoceren.
- convoceren — w. Overgankelijk voor een vergadering bijeenroepen.
- evoceerden — w. Meervoud verleden tijd van evoceren.
- evocerende — w. Verbogen vorm van evocerend, het onvoltooid deelwoord van evoceren.
- provoceert — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van provoceren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van provoceren.
- provoceren — w. Overgankelijk een reactie oproepen, uitdagen. — w. Overgankelijk een negatieve reactie oproepen.
- convoceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van convoceren.
- convocerend — w. Onvoltooid deelwoord van convoceren.
- provoceerde — w. Enkelvoud verleden tijd van provoceren.
- provocerend — w. Onvoltooid deelwoord van provoceren. — bijv. De bedoeling hebbend om iemand te activeren. — bijv. Een negatieve reactie oproepend.
- convoceerden — w. Meervoud verleden tijd van convoceren.
- convocerende — w. Verbogen vorm van convocerend, het onvoltooid deelwoord van convoceren.
- provoceerden — w. Meervoud verleden tijd van provoceren.
- provocerende — w. Verbogen vorm van provocerend, het onvoltooid deelwoord van provoceren.
Zie deze lijst voor:
| |