Lijst met woorden van 8 letters bevattend met Snelle modus Klik om een zesde letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 5 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 21 woorden van acht letters bevattend met VAARTaanvaart beevaart dagvaart gevaarte meevaart ontvaart rotvaart uitvaart vaart␣aan vaartijd vaartjes vaart␣mee vaartuig vaart␣uit vaart␣weg vaart␣wel vervaart wedvaart wegvaart welvaart zeevaart 47 definities gevonden- aanvaart — n. Het aanvaren. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren.
- beevaart — n. (Religie) bedevaart.
- dagvaart — n. Vergadering. — n. Reis die een dag duurt. — n. (Scheepvaart) als men ten hoogste 16 uur per dag vaart.
- gevaarte — n. Een ding met een gigantische omvang en gewicht.
- meevaart — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevaren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevaren.
- ontvaart — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvaren.
- rotvaart — n. (Informeel) hele hoge snelheid.
- uitvaart — n. Teraardebestelling of crematie van een overledene. — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren.
- vaart␣aan — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanvaren.
- vaartijd — n. Het tijdstip dat een schip vertrekt. — n. De duur die men nodig heeft voor het varen. — n. De periode van de dag dat men vaart.
- vaartjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord vaart.
- vaart␣mee — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meevaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van meevaren.
- vaartuig — n. Een vervoermiddel in principe voor vervoer over wateroppervlakten…
- vaart␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvaren.
- vaart␣weg — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegvaren.
- vaart␣wel — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van welvaren.
- vervaart — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervaren. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervaren. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vervaren.
- wedvaart — n. Wedstrijd tussen schepen.
- wegvaart — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvaren.
- welvaart — n. (Economie) de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen… — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren.
- zeevaart — n. (Scheepvaart) scheepvaart over de zee.
|