Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 8 9 10 11 13 14
Er zijn 24 woorden bevattend met VLOEITvloeit —— afvloeit bevloeit invloeit vloeit␣af vloeit␣in vloeitje —— ontvloeit uitvloeit vervloeit vloeitjes vloeit␣uit vloeit␣weg wegvloeit —— doorvloeit overvloeit vloeit␣door vloeit␣over —— samenvloeit vloeit␣samen vloeit␣voort voortvloeit —— rozenvloeitje —— rozenvloeitjes 58 definities gevonden- vloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vloeien.
- afvloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvloeien.
- bevloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevloeien.
- invloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invloeien.
- vloeit␣af — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van afvloeien.
- vloeit␣in — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van invloeien.
- vloeitje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vloei.
- ontvloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvloeien.
- uitvloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvloeien.
- vervloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van vervloeien.
- vloeitjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord vloei.
- vloeit␣uit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitvloeien.
- vloeit␣weg — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegvloeien.
- wegvloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvloeien.
- doorvloeit — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorvloeien.
- overvloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvloeien.
- vloeit␣door — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorvloeien.
- vloeit␣over — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van overvloeien.
- samenvloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien.
- vloeit␣samen — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van samenvloeien.
- vloeit␣voort — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortvloeien. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortvloeien. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortvloeien.
- voortvloeit — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortvloeien. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortvloeien.
- rozenvloeitje — n. Verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord rozenvloei.
- rozenvloeitjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord rozenvloei.
|