|
Lijst met woorden bevattend met Snelle modus Klik om een zevende letter toe te voegen
Klik om de laatste letter te verwijderen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 6 8 9 10 11 12 14 16 18
Er zijn 20 woorden bevattend met VOORAFgaan␣vooraf gaat␣vooraf ga␣vooraf gingen␣vooraf ging␣vooraf vooraf voorafbetaling voorafbetalingen voorafga voorafgaan voorafgaand voorafgaande voorafgaat voorafgegaan voorafging voorafgingen voorafje voorafjes voorafschaduwing voorafschaduwingen 29 definities gevonden- gaan␣vooraf — w. Meervoud tegenwoordige tijd van voorafgaan.
- gaat␣vooraf — w. Tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan. — w. Derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan. — w. (Verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorafgaan.
- ga␣vooraf — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan. — w. Gebiedende wijs van voorafgaan. — w. (Bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan.
- gingen␣vooraf — w. Meervoud verleden tijd van voorafgaan.
- ging␣vooraf — w. Enkelvoud verleden tijd van voorafgaan.
- vooraf — bijw. In de tijd vóór het genoemde.
- voorafbetaling — n. Geldelijke tegenprestatie voor iets wat nog geleverd moet worden. — n. (België) je belasting eerder betalen, zodat je belastingvermindering krijgt.
- voorafbetalingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord voorafbetaling.
- voorafga — w. (In een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan.
- voorafgaan — w. Onovergankelijk voor iets anders komen. — w. Onovergankelijk gaan voor anderen, voorgaan.
- voorafgaand — w. Onvoltooid deelwoord van voorafgaan. — bijv. Op een tijdstip kort tevoren. — bijv. ~ aan: in de tijd eerder komend.
- voorafgaande — w. Verbogen vorm van voorafgaand, het onvoltooid deelwoord van voorafgaan.
- voorafgaat — w. (In een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan. — w. (In een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorafgaan.
- voorafgegaan — bijv. Op een eerder moment, in een eerdere tijd.
- voorafging — w. (In een bijzin) enkelvoud verleden tijd van voorafgaan.
- voorafgingen — w. (In een bijzin) meervoud verleden tijd van voorafgaan.
- voorafje — n. Een hapje voor de hoofdmaaltijd.
- voorafjes — n. Verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord voorafje.
- voorafschaduwing — n. Een voorbeeld van iets dat nog komen gaat.
- voorafschaduwingen — n. Meervoud van het zelfstandig naamwoord voorafschaduwing.
| |