|
Alle woorden van 3 letters met als laatste letterKlik om de positie in het woord vanaf het begin te wijzigen 1. 2. 3. en midden Klik om de positie in het woord van het einde te wijzigen 2. 3. Klik om de letter te wijzigen
Klik om de woordgrootte te wijzigen Allemaal alfabetisch Allemaal op maat 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Er zijn 15 woorden van drie letters met J als laatste letterbij dij gij goj hij jij lij mij -nij pij rij tij voj wij zij 29 definities gevonden- bij — n. (Insecten) benaming vliegende insecten uit het geslacht Antophila… — bijw. Bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord. — bijw. Prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord.
- dij — n. (Anatomie) het deel van het menselijk been tussen heup en knie. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dijen. — w. Gebiedende wijs van dijen.
- gij — voorn. Tweede persoon enkelvoud- en meervoud. In België dagelijks…
- goj — n. (Jiddisch-Hebreeuws) niet-jood.
- hij — voorn. Mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief dat men gebruikt…
- jij — voorn. Tweede persoon enkelvoud informeel. — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jijen. — w. Gebiedende wijs van jijen.
- lij — n. (Scheepvaart) de kant waar de wind niet vandaan komt.
- mij — voorn. Accusatief en datief van ik, eerste persoon enkelvoud. — voorn. Vorm van ik na een voorzetsel. — voorn. Eerste persoon enkelvoud.
- -nij — Wat de door het grondwoord genoemde eigenschap heeft.
- pij — n. (Kleding) habijt, lange kleding gedragen door monniken.
- rij — n. Geordende opstelling van een aantal eenheden in één richting. — n. (Wiskunde) een opeenvolging van elementen. — n. Metalen liniaal (al dan niet met schaalverdeling).
- tij — n. De periodieke wisseling van de waterstand met eb en vloed.
- voj — n. (Onderwijs) voortgezet onderwijs op juniorenniveau.
- wij — voorn. Nominatief (onderwerp), verwijst naar de groep mensen waar… — w. Eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijen. — w. Gebiedende wijs van wijen.
- zij — voorn. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk, nominatief. — voorn. 3e persoon meervoud, nominatief. — n. (Anatomie) één van beide kanten van een lichaam.
| |